
Begroting Buitenlanse Handel & Ontwikkelingshulp
We leven in een geopolitiek turbulente tijd. De wereldorde zoals we die kenden staat op losse schroeven. Dan gaat het niet alleen over onze directe veiligheid en de veiligheid van Europa. Onlangs werd bekend dat de Amerikaanse hulporganisatie USAID wordt ontmanteld, een organisatie die vorig jaar nog 42 procent van alle humanitaire hulp wereldwijd voor zijn rekening nam. Het wegvallen van deze hulp brengt talloze mensenlevens in gevaar. De allerrijkste landen trekken hun handen af van de allerarmste mensen op deze wereld. Dat zal ertoe leiden dat geweld en onderdrukking toenemen.
Mijn fractie is daarom blij dat dit kabinet i.i.g. het komende jaar de noodhulp overeind houdt. Maar in de voorliggende begroting met doorkijk naar volgende jaren wordt op het totale budget voor ontwikkelingshulp enorm gesnoeid. De bezuinigingen zijn in dit jaar al 350 miljoen, en lopen in 2027 op tot 2,4 miljard euro per jaar; De gevolgen van het loskoppelen van het ODA-budget van het bruto nationaal inkomen zijn in deze cijfers nog niet eens meegenomen. Zulke vergaande bezuinigingen vindt mijn fractie moeilijk te verantwoorden, zeker in deze tijd.
Het belang van ontwikkelingssamenwerking
De minister wil zich inzetten voor transactionele ontwikkelingshulp, naar het voorbeeld van president Trump begrijpt mijn fractie. Het Nederlandse belang moet weer voorop, schrijft de minister in haar beleidsbrief. Maar, voorzitter, ontwikkelingssamenwerking is altijd al ook in het belang van Nederland geweest. Met het benoemen van het belang van Nederland kiest de minister geen nieuwe richting. Juist als land dat één derde van het nationaal inkomen verdient aan internationale handel, zijn we altijd al gebaat geweest bij welvaart in andere delen van de wereld. Juist om Nederlandse bedrijven te kunnen laten profiteren is een voorspelbaar beleid bij ontwikkelingshulp cruciaal. Ontwikkelingshulp is van onschatbare waarde als smeermiddel tussen Nederland en opkomende economieën En al helemaal als je, zoals dit kabinet, de migratiestroom naar Europa wilt beperken, is het een goede investering om structureel bij te dragen aan economische kansen elders in de wereld. En om bij te dragen aan stabiliteit en veiligheid. En dat niet alleen in de landen vlak naast Europa, dat zijn immers doorgangslanden voor vluchtelingen, maar ook in landen die verder weg liggen van Europa. Om in het huidige tijdsgewricht zo veel te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking is naar de mening van mijn fractie teveel gedacht aan alleen de korte termijn. Het is pennywise, poundfoolish.
Ontwikkelingshulp heeft altijd een tweezijdig belang, het gaat immers om hulp waar ontwikkelingslanden en Nederland beide van profiteren. Zuiver transactioneel kan het niet worden omdat de opbrengsten voor Nederland lang niet altijd in het bijvoorbeeld het volgende kwartaal te kwantificeren zijn. Mijn fractie ziet in deze begroting vooral hele grote bezuinigingen in de komende jaren op ontwikkelingshulp, maar geen wezenlijk andere benadering.
Dat maakt voor mijn fractie deze bezuinigingen des te schrijnender, er is veel minder geld om de doelen van de minister te bereiken. Graag een reactie van de minister.
Koppeling
Al sinds 1975 zijn de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking, het ODA-budget, gekoppeld geweest aan de hoogte van het bruto nationaal inkomen. Op deze manier stijgt de hoogte van onze ontwikkelingshulp mee met de hoogte van onze welvaart. Vanuit de gedachte dat wanneer wij meer geld te besteden hebben, we ook meer voor de minstbedeelden op deze wereld zouden moeten doen. Daarnaast wordt in feite een inflatiecorrectie toegepast. Het kabinet heeft zonder verdere argumentatie besloten deze koppeling voorlopig los te laten.
Het loslaten van deze koppeling laat Nederland nog verder onder de OESO-norm zakken. De VN-afspraak is dat landen 0,7% van hun bni aan ontwikkelingssamenwerking uitgeven. Bij het loslaten van die norm komen wij van de huidige 0,62 % bni uit op 0,44 % bni in 2029. Een extra bezuiniging van cumulatief 2 miljard. Mijn fractie vindt dat moeilijk te verteren.
De minister heeft weliswaar betoogd dat de koppeling niet is losgelaten, maar is doorgeschoven naar de voorjaarsbesluitvorming, dat roept bij mijn fractie vragen op. Wordt bij de voorjaarsnota gesproken over het repareren van de losgelaten koppeling over 2025, of gaat het om het herstellen van de koppeling voor 2026? En kan de minister toelichten waarom deze al 50 jaar geldende, internationaal afgesproken koppeling nu opeens ter discussie staat? Graag een reactie.
Toekomst van ngo’s:
Met deze begroting wordt een begin gemaakt aan de bezuinigingen op maatschappelijke organisaties. De minister werkt aan een beleidskader waarbij de betrokken maatschappelijke organisaties voortaan voor 50 procent gefinancierd moeten zijn uit eigen inkomsten; nu is dat nog 25 procent.
Heeft de minister er zicht op hoeveel organisaties en projecten mogelijk zullen verdwijnen omdat zij niet op tijd aan deze nieuwe, onverwachte eis kunnen voldoen? Onze fractie maakt zich grote zorgen over de kennis en kunde die verloren zal gaan door het omvallen van goede en waardevolle organisaties en projecten. Kennis en kunde die niet zomaar weer boven water komen als het nodig is. Waarom heeft de minister geen impactanalyse gemaakt waarbij de gevolgen voor maatschappelijke organisaties in kaart zijn gebracht? Hoe kijkt de minister aan tegen het wegvallen van langjarig opgebouwde kennis en kunde van maatschappelijke organisaties?
In de beantwoording op onze vragen gaf de minister aan dat er bij dit drempelcriterium sprake zal zijn van maatwerk. Kan de minister aangeven hoe zij dit maatwerk voor zich ziet en wanneer dit aan de orde zou kunnen zijn?
Hiermee samenhangend heeft mijn fractie vraagtekens bij de inzet van de minister om financieringsconstructies te vereenvoudigen en ontwikkelingshulp voortaan rechtstreeks naar de landen te sturen, zonder de tussenkomst van ngo’s. De minister wil de doelmatigheid van de hulp zo verbeteren. Mijn fractie vraagt zich af of dat een begaanbare weg is. In de praktijk leiden ngo’s als tussenpartij deze processen in goede banen en zorgen ervoor dat het geld op de goede plek terecht komt. Het wegsnoeien van tussenpartijen die deze sleutelrol vervullen kan gemakkelijk leiden tot versnippering en verkwisting van middelen. Daarbij zitten ngo’s in de haarvaten van de lokale samenleving: als deze partijen wegtrekken, laten ze een vacuüm achter, en het is maar de vraag of de alternatieve partijen die dat gat opvullen even kundig en betrouwbaar zijn.
Mijn fractie heeft ernstige twijfels over de haalbaarheid en doelmatigheid van deze plannen van de minister. Wij denken dat zij te gemakkelijk heenstapt over het waardevolle werk dat veel ngo’s hier verzetten. Kan de minister ingaan op het bezwaar dat wij zien dat het rechtstreeks sturen van middelen juist kan leiden tot ondoelmatige uitgaven?
Tot slot, voor mijn fractie is het belangrijk om een begroting niet alleen te beoordelen op basis van de impact voor dit jaar, maar om ook naar de toekomst te kijken. Dat doen de organisaties in de sector namelijk ook; zij moeten in 2025 al anticiperen op de grotere bezuinigingen die nog moeten komen.
We zien uit naar de beantwoording van de minister.